De vis wordt duur betaald. Dat geldt zeker voor de Lampetra planeri oftewel de beekprik. Het heeft Janny Bosman nog nooit zo veel moeite gekost om een zoetwatervis te fotograferen. Maar wat heeft ze er veel van geleerd.

Tekst en foto’s: Janny Bosman

Daar gaan we weer, met de camera in het onderwaterhuis plus hoekzoeker erop. Droogpak, laarzen en droge kleding in de auto. Flitsers met armen en de persluchtsets laten we thuis. Op naar de Veluwe met als missie: de beekprik. Volgens de documentatie is het toch echt een vis, ingedeeld in de familie ‘prikken’ (orde Petromyzontidae). De beekprik leeft ruwweg vier jaar ingegraven als blinde larve in de beekbodem. Met alleen een uitstekend kopje uit de grond vangen ze algen uit het langsstromende beekwater. Amper zichtbaar dus en geen grote bekendheid.

De paaiplek is gereed gemaakt, het gaat nu elk moment gebeuren.

Maar dan… Na deze toch wel saaie periode transformeren zij zich in het najaar op een bijzondere manier waardoor het voor mij ineens een interessant visje wordt om in beeld te brengen. Ze krijgen na al die jaren ogen en de vinzomen onder en boven groeien aan als zwemstaart. Het spijsverteringskanaal verdwijnt na de larvenperiode en maakt plaats voor geslachtsorganen. Eten kan de beekprik dan niet meer en is nu geslachtsrijp. Hoe het met de enkele neusvleugel zit, weet ik eerlijk gezegd niet, maar dit ziet er grappig uit zo voor aan de kop. Met het typische zuigbekje en de zeven kieuwklepjes aan weerszijden achter de kop, is de beekprik duidelijk herkenbaar.

Anderen lezen ook:  Grote groep dolfijnen in de Noordzee gespot

Hongerdood

Elk beekje onderzoeken we nauwkeuring of er beekprikken zijn. In het voorjaar, zo rond februari/maart, zwemmen ze de beek stroomopwaarts om te paaien. En dat paaigedrag is nu precies wat ik vast wil leggen. De beekprikken maken in de paaiperiode kleine grindsteentjes los van de bodem waardoor er een klein nestkuiltje ontstaat. Na de paai sterven de beekprikken en hebben dus als visje maar een korte tijd te gaan, en dat zonder voedsel met als enige doel de voortplanting. De bevruchte eitjes worden afgedekt met zand en grindsteentjes. Het vinden van deze vis is al een hele kunst, maar het fotograferen wekt bij mij bloed, zweet en tranen op. Allemachtig, dat valt niet mee. Onder water kan ik doorgaans zelf de diepte en de hoek van fotografie bepalen omdat hier diepte en ruimte voldoende is. Maar in het stromende beekje met een waterdiepte tussen de vijf en tien centimeter, is het met mijn camera in het onderwaterhuis bijna niet te doen.

Hold on! De beekprik heeft zich vastgezogen op een grindsteentje.

Dit is het moment…

Gelukkig vinden we een relatief diep paaikuiltje met twee beekprikken. Ik kan voorzichtig, op mijn knieën voorover gebogen, de camera onder water in positie krijgen. De beekprikken verplaatsen kleine grindsteentjes in het paaikuiltje. En dan eindelijk, na alle bezoeken en teleurstellingen omdat ik de paai maar niet kon vastleggen, blijft het vrouwtje nu met haar zuigbekje vastgezogen op een steentje hangen. Ik focus op de kop van het vrouwtje en het mannetje zwemt druk in en uit mijn zoekerbeeld. Bruno staat iets hoger en kan het prima zien in het heldere beekwater en geeft mij de nodige informatie zodat ik mij kan concentreren. Daar komt het mannetje weer in mijn beeld en zuigt zich met zijn bekje achter op de kop vast van het vrouwtje. Dan slaat hij zijn staart om die van het vrouwtje en stimuleert haar hierdoor de eieren af te zetten.

Hier heb ik zolang op gewacht: het paaimoment.

Dit is het moment waarop we zolang hebben gewacht, de paai van de beekprikken. Mijn camera schiet beelden van de beide kopjes en ik zoom snel uit naar het totaalbeeld met de omstrengeling. Ik wil nog meer met andere instellingen fotograferen, maar dan is het alweer voorbij. Het vrouwtje verplaatst zich uit beeld en het mannetje begint het zand met zijn staart te bewerken waardoor er een klein zandduintje ontstaat. Blijkbaar dekt hij hiermee de voor mij onzichtbare eitjes af. Toch wat hyper door deze waarneming en (over)concentratie tijdens het fotograferen, lopen we druk pratend terug naar de auto. We kunnen het amper geloven dat het toch is gelukt. Dan zie ik wat in het water drijven. Het is een dode beekprik die al aan het verteren is, vast gestorven na de paai. Ik neem hier nog wat foto’s van en de feeststemming zakt wat weg. De natuur is niet alleen mooi, maar ook wreed.

Duidelijk herkenbaar: typisch zuigbekje en zeven kieuwspleten.

TIPS

Anderen lezen ook:  4x cadeau voor de duiker

Tip 1: Soort lens

De lengte van beekprikken is ongeveer tien centimeter, maar exemplaren van vijftien centimeter zijn normaal. Ik gebruik een 12-50mm zoomlens die een aparte macrofunctie en een klein domepoortje heeft. Hiermee kan ik een onderdeel van het visje fotograferen en eventueel ook de hele vis. Ik realiseer me dat vaste lenzen beter zijn, maar aangezien je snel moet handelen heb ik hiervoor gekozen. Lenzen verwisselen kost in dit geval te veel tijd.

Tip 2: Natuurlijk licht

Flitsers heb ik niet gebruikt in de ondiepe beek, de foto’s maakte ik met natuurlijk licht. Het is vaak toch wat donkerder in de bosrijke omgeving om de beekprikken te fotograferen dus de ISO-waarde moet wel omhoog.

Facts

Er zijn 40 soorten prikken, waarvan de meeste in zoet water leven. De mond is rond en de volwassen vissen hebben een rasptong met tandjes. Sommige soorten zuigen bloed op van andere vissen. De beekprik is een zeldzame soort in Nederland en staat op de Rode Lijst als ‘bedreigd’. Prikken werden in de vroegste jaren van het Romeinse Rijk gebruikt om ongehoorzame slaven te straffen. De ongelukkigen werden in een bassin met lampreien (een parasitaire prik) gegooid, waar ze tergend langzaam werden opgegeten.

Bekijk ook: Plastic afval bedreigt zeeschildpadden al voor ze hun ei verlaten