Het is eigenlijk bijzonder. Wanneer de naam van het huisrif Abu Dabbab valt, vraagt nagenoeg elke duiker; «Heb je de zeekoe gezien?». Dat de massieve lobbes een trekpleister is voor deze duiklocatie in de Rode Zee in Egypte, mag duidelijk zijn.
Foto’s en tekst: Janny Bosman
In onze winterperiode reis ik af naar Marsa Alam in Egypte. Lekker hoor, duiken in de Rode Zee met zonnige omstandigheden. Mijn natpak zeven millimeter heb ik wel nodig als koukleum. De watertemperatuur is 22 graden Celsius, dat is het niet. Nee, het is de wind welke het fris maakt na de duik. En tussen de duiken door vind ik het altijd een gedoe om me te verkleden, dus ik ben blij met deze keuze.
Huisrif Abu Dabbab
We duiken bij het duikcentrum Blue Ocean, wat direct aan het huisrif Abu Dabbab ligt. Het huisrif is ruwweg beschreven een hellende zandplaat begroeid met zeegras en met links een Noordkoraalrif en rechts een Zuidkoraalrif. Het zeegras gaat op een diepte van ongeveer twintig meter over in schoon zand. We lopen vanuit het duikcentrum via het smalle strand zo het water in. Aangezien Bruno en ik het huisrif willen uitkammen en de natuur elke duik voor weer wat anders zorgt, boeken wij voor ruim een week huisrifduiken zonder gids. Laat ons maar lekker z’n gangetje gaan met mijn camera in de aanslag.
De zeekoe van Abu Dabbab
Daar is ie dan, Dugong dugon. Zeker niet elke dag op het huisrif maar vaker dan menigeen denkt. De baai van het huisrif ligt beschut en de zeekoeien hebben het niet zo met ruw water en stroming. Dus bij hoge golven zijn ze meer geneigd in de baai van Abu Dabbab te vertoeven. Bij rustiger weer zijn ze liever in de nabijgelegen baaien waar het zeegras beter is. Het zeegras op het huisrif is namelijk jaren geleden beschadigd door een zware storm. Nu het langzaamaan herstellende is komt het zeegras meer terug en zo ook de zeekoe. Want gras vreten ze. Een volwassen zeekoe zo’n vijfenveertig kilo per dag.
De Dugong slurpt enkele keren lucht aan de oppervlakte en duikt dan naar de bodem. Ogenblikkelijk beginnen zij met het grazen. Als een stofzuiger schuiven ze vooruit en vreten het zeegras weg. Na een minuut of vijf à zeven schieten ze naar de oppervlakte, slurpen lucht en herhaalt het hele vreetfestijn. Dat het een stofbende op de plek van voedsel is schijnt alleen de duikers te storen. Wanneer ik de zeekoe zo observeer schiet er een vraag door mijn gedachte; Wat heeft deze zeekoe voor functie in het ecosysteem, hoe gaaf ik hem ook vind? Ik kan er maar geen antwoord op vinden maar geniet van deze allemansvriend en schiet wat plaatjes.
Apart, gitaarhaai
In de maand januari wordt de gitaarhaai niet vaak gespot, vaker tussen mei en oktober. Des te leuker was de ontmoeting met Rhinobatus halavi. De vorm van deze haai doet inderdaad denken aan het muziekinstrument, met de nodige fantasie natuurlijk. Ze glijden over het zeegras en lijken de bodem af te tasten naar voedsel.
Niet te missen: schildpadden
Volop aanwezig, de schildpadden op het huisrif van Abu Dabbab. Je kunt ze niet missen tijdens snorkelen of duiken. Het zeegras is ook voor hun het hoofdvoedsel en je ziet de hele dag door schildpadden happen in het zeegras. Met hetzelfde patroon als de zeekoe; even lucht happen aan de oppervlakte en weer terug naar de bodem voor het voedsel.
Darkspotted stingray
Een favoriete rog van ons, Himantura uarnak. Tussen de zeven en twaalf meter diepte kom je ze het meest tegen. Ook zij glijden over het zeegras en wanneer er voedsel op of in de bodem wordt waargenomen stopt de glijvlucht. De rog gaat iets in de achteruit en begint te grazen met zijn onderstandige bek. Uit de kieuwopeningen achter de ogen zie je de zandpluimen uitgeperst worden. Die is lekker aan het graven en ik kan dan even een foto maken. De staart is enorm lang en indrukwekkend. Vaak is de rog wat afgedekt met zand waardoor de donkere stippen niet goed zichtbaar zijn maar als ze dan wel schoon is lijkt het net een luipaardtekening. Niet verwonderlijk dat ze ook luipaardrog worden genoemd. De onderzijde is wit, dat kan je zien wanneer ze ‘vliegen’ dicht over de bodem.