Heerlijk, weer op duikvakantie! Maar hoe zit het ook alweer met een boeitje schieten..? Het belang van het oplaten van een boeitje is duidelijk: je communiceert er je positie mee naar de oppervlakte en je attendeert boten dat er duikers aanwezig zijn. Een boei is dus gelijktijdig een belangrijk veiligheids- en communicatiemiddel.
Daarnaast kan een boei gebruikt worden door technisch duikers om bijvoorbeeld oppervlaktesupport in te schakelen.
Martijn Blommaert van Duikcentrum de Aalscholvers legt uit hoe je veilig een boeitje oplaat.
Liveaboard in Egypte
Ik herinner het me nog goed. Het is onze eerste duikdag van onze liveaboard in Egypte, we duiken op Abu Nuhas. We zijn niet alleen: er liggen nog zes andere boten vlak bij het rif.
Na een indrukwekkend mooie duik stijgen we in midwater op en op 6 meter diepte haal ik mijn spoel en SMB (Surface Marker Buoy) uit mijn zak. Terwijl ik daarmee bezig ben, hoor ik het onmiskenbare geluid van een Zodiac die in onze buurt manoeuvreert. Hmm… achter zo’n ding zit een gehaktmolen waar ik niet graag mee in contact kom.
Ik maak mijn boeitje gereed en laat hem op – datzelfde moment hoor ik het geluid van de buitenboordmotor verstommen en valt de schaduw van de Zodiac over ons heen. Goede timing, je moet er niet aan denken wat er gebeurd was als ikzelf als eerste de oppervlakte doorbroken had, in plaats van mijn boei!
Wat heb je nodig?
SMB’s zijn er in drie soorten: open, wat wil zeggen dat de onderzijde open is waardoor je hem via je automaat kunt vullen.
Een variant op de open SMB is de halfgesloten (of semi-closed) SMB, een open boei met een eendenbek aan de binnenzijde die het lekken van lucht helpt voorkomen. Ten slotte is er de gesloten SMB, welke je via een mond- of inflatorventiel moet vullen. Deze boeien zijn er in formaten variërend van 1 tot 1.80 meter (en zelfs nog groter).
In principe volstaat ieder type boei. Natuurlijk, een grotere boei is bij een grotere golfhoogte beter zichtbaar. Maar anderzijds is een betrekkelijk kleine boei die goed gevuld is en ver boven de wateroppervlakte uitsteekt beter zichtbaar dan een grote boei met een klein beetje lucht erin.
De boei moet dus ook passen bij je niveau van vaardigheid, de omstandigheden aan de oppervlakte en de geplande duikdiepte. Zie een boei als de ABS op je auto. Een (betrekkelijk) dure aanschaf, maar als je hem écht nodig hebt, wil je er ook 100% van op aan kunnen. Investeren in een goede kwaliteit boei loont op de lange termijn.
Spoel
Naast een boei heb je een spoel nodig. Als richtlijn is 30-45 meter lijn voldoende: je moet in ieder geval voldoende lijn op je spoel hebben om vanaf je maximum diepte je boei aan de oppervlakte te krijgen.
Simpele vingerspoeltjes zijn daarvoor het meest geschikt: ze zijn eenvoudig van constructie en er kan niets vastlopen of kapot gaan. Goedkope plastic spoeltjes gaan niet je leven lang mee vanwege de twee onderling verlijmde helften die weleens los willen komen als je hem laat vallen.
Investeer daarom liever in een spoel van Delrin: deze worden gedraaid uit een solide blok kunststof dat bovendien niet broos is en ook rond het vriespunt praktisch onbreekbaar is. Een goede spoel heeft een RVS double-ender.
Oplaten SMB
Een boei oplaten is geen individuele oefening, vergeet niet dat je dit misschien in midwater moet doen en je dan geen dieptereferentie hebt.
Je buddy, omdat die niet actief betrokken is bij het oplaten van de boei, heeft de meeste vrije capaciteit en kan zijn aandacht richten op het nauwkeurig op diepte blijven. Jij kunt dan aan hem/haar refereren terwijl je het boeitje oplaat. Stap 1 is dus je team signaleren en communiceren dat je je boei gaat oplaten.
Ruim daarna eventueel je duiklamp op: je hebt twee handen nodig voor het oplaten van de boei. Laat de lamp wel aanstaan zodat je beter zichtbaar bent, je strooilicht hebt om in te werken en je kunt communiceren als dat nodig is.
Lig je stabiel? Haal dan je SMB en spoel tevoorschijn. Een SMB kun je ‘pre-loaden’: de lijn van de spoel is dan al vastgemaakt aan de boei. Omdat een spoel voor veel meer dingen gebruikt kan worden dan alleen een SMB oplaten, kun je ze ook afzonderlijk meenemen en onder water pas bevestigen.
Verstrikt raken in een lijn op een wrak kan wat verontrustend zijn, maar je bent zo weer vrij met wat hulp van een buddy.
Vast zitten in je eigen SMB
Vast komen zitten in je eigen SMB gaat echter van een tikkeltje irritant naar simpelweg gevaarlijk in een paar heel korte seconden, vandaar de volgende tips: heb je een open SMB?
Neem hem in je linkerhand en de spoel in je rechter. De spoel heb je losjes tussen duim en middelvinger vast – stop nooit je vinger(s) in het gat.
Creëer wat ruimte tussen de SMB en de spoel door je rechterarm voor je uit te strekken. Zorg ervoor dat de lijn altijd strak staat en je hem kunt zien.
Houd met je linkerhand de opening van de SMB boven de uitademgeleider van je automaat en adem een pufje lucht uit in de SMB, zodat hij zich opricht in het water. Kijk boven je en ga na of de weg naar de oppervlakte vrij is.
Stabiliseer en blaas je longen leeg in de boei, strek je linkerarm vervolgens voor je uit en check of de lijn vrij is, laat daarna de boei los.
Adem nu rustig in. Met een gesloten SMB werk je als volgt: neem de spoel en boei in je linkerhand, op zo’n manier dat je het mond/inflatorventiel tussen je duim, middel- en wijsvinger kunt vasthouden. Zorg ervoor dat je alle loze lijn inneemt, je wilt niet dat er een lus om je vingers terechtkomt.
Check of de weg naar boven vrij is. Ga nu na hoeveel je kunt inademen voordat je drijfvermogen positief wordt: je zoekt het punt waarop je perfect neutraal bent.
Neem wat rust, adem uit en weer in tot exact dat punt, neem vervolgens je automaat met je rechterhand uit je mond (vasthouden!) en blaas je longen leeg in de SMB. Doe je automaat terug in je mond en neem – voordat je inademt! – met je rechterhand de spoel.
Strek je armen voor je uit, trek boei en SMB van elkaar en als je overtuigd bent dat er niets in de knoop zit, laat je je SMB los. Adem nu in.
Problemen
Misschien is het je opgevallen dat we een open SMB niet vullen door het mondstuk van een automaat onder de opening te houden. Dit is een slecht idee om twee redenen: het volblazen van de SMB gaat daarmee véél te onbeheerst en je riskeert er in het koude Nederlandse water een bevroren automaat mee. Leuk dat je dan een boei boven water hebt, maar op een bevroren automaat zit je niet te wachten.
Werk altijd rustig en geef je stabiliteit prioriteit nummer 1. Haasten heeft geen zin, je gaat dan fouten maken en krijgt onherroepelijk problemen met je drijfvermogen.
Haast resulteert ook in taakfixatie waardoor je aandacht voor je teamgenoten afneemt. Ik heb weleens bij cursisten met mijn handen gewapperd en gedaan of ik verdronk en het werd niet opgemerkt. Het oplaten van een SMB is geen excuus om niet meer op je team te letten.
Gehaast werken
Een ander neveneffect van het gehaast werken is dat duikers niet doorhebben dat hun adempatroon verandert. Dit heeft zijn weerslag op je stabiliteit.
Daarbij, als je te veel lucht in een boei probeert te blazen, creëer je zulke enorme drijfvermogenverschillen dat je voor je het weet aan de oppervlakte eindigt.
Vergeet niet dat het oplaten van een SMB op 20 meter inhoudt dat je maar 1/3 van het volume hoeft te vullen voordat de boei volledig gevuld aan de oppervlakte aankomt.
Focus aanvankelijk niet te veel op het geheel gevuld aan de oppervlakte krijgen van je SMB, maar richt je op het behouden van je stabiliteit.
Gebruik je team als referentie. Dwing jezelf langzaam te werken.
Oefen het schieten van een SMB in ondiep water of in het zwembad. Een duik naar 30 meter diepte is niet het ideale moment om met nieuwe apparatuur te gaan experimenteren.
Zorg ervoor dat je vertrouwd bent met je materiaal en oefen onder gecontroleerde omstandigheden.
Tekst: Martijn Blommaert Foto’s: René Lipmann