Zomer en najaar leveren vaak bijzondere zeeviswaarnemingen op in de Zeeuwse Delta. In 2017 zijn zowel de Gehoornde slijmvis als de Steenslijmvis in opmerkelijk grote aantallen gemeld. De Zwartooglipvis is langzaam aan het terugkomen en de Paganelgrondel lijkt zich definitief te vestigen. Mul en Kortsnuitzeepaardjes zijn ook vaak gezien. Waarom doen deze soorten het nu zo goed in de Oosterschelde?
Tekst: Peter H van Bragt Foto’s: Sanne Ploegaert, RAVON, Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON
Het lijkt alsof met het opwarmen van het zeewater in de zomer ook het aantal waarnemingen van zeldzame en bijzondere soorten in de Nederlandse kustwateren toeneemt. In de zomer en het vroege najaar van 2017 hebben sportduikers en waarnemers van Stichting ANEMOON diverse bijzondere en interessante waarnemingen gemeld.
Gehoornde slijmvis en Steenslijmvis
De eerste Oosterschelde-waarneming van de Gehoornde slijmvis stamt uit 1998. Sindsdien bleven waarnemingen van deze soort schaars. Dit jaar zijn er echter spectaculair veel exemplaren in de Oosterschelde gezien. Tot zelfs meer dan 10 exemplaren per duik. Op de wrakken in de Noordzee komen nu ook opmerkelijk grote aantallen Gehoornde slijmvissen voor.
De Zeeuwse dijkwerkzaamheden hadden de afgelopen jaren het aantal waarnemingen van Steenslijmvissen tot nagenoeg nul gereduceerd. Deze zomer zijn er lokaal op Tholen gelukkig weer grote aantallen Steenslijmvissen in ondiep water tussen de breukstenen in de dijkvoet gezien. Voor beide soorten geldt dat bij de succesvolle vestiging in de Zeeuwse Delta klimaatverschuiving mogelijk een rol speelt.
Steenslijmvis (links) en Gehoornde slijmvis (rechts), Oosterschelde, 2017 (Bron: Peter H van Bragt)
Paganelgrondel
De eerste Oosterschelde-waarneming werd gedaan in 2003. Sindsdien zijn er slechts weinig exemplaren waargenomen. Dit jaar hebben oplettende waarnemers in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer regelmatig Paganelgrondels gezien. Het lijkt erop dat de soort zich nu aan het vestigen is. Waarschijnlijk zitten er al veel meer dan er gemeld worden. Dat komt omdat het een lastig te herkennen en zeer schuwe soort is.
Paganelgrondel, Zeeuwse Delta, 2017 (Bron: Sanne Ploegaert)
Zwartooglipvis, Mul en Kortsnuitzeepaardje
Alle drie hierboven genoemde zeevissen lijken typische klimaatopschuivers te zijn. Dat deze zuidelijke soorten ’s zomers steeds vaker worden waargenomen is waarschijnlijk het gevolg van de langdurige afwezigheid van strenge winters. De Zwartooglipvis is de laatste jaren even weggeweest, maar werd dit jaar weer regelmatig in de centrale en westelijke Oosterschelde gezien. Mul en Kortsnuitzeepaardje (eerste Oosterschelde-waarneming in 2001) zijn ook deze zomer weer regelmatig en op meerdere plaatsen in de Oosterschelde waargenomen. Bij Anna Jacobapolder zaten dit najaar zelfs vier Kortsnuitzeepaardjes bij elkaar.
Mul (links) en Kortsnuitzeepaardje (rechts), Oosterschelde, 2017 (Bron: Peter H van Bragt)
Samenvattend zijn er dit jaar in de Zeeuwse Delta veel waarnemingen gedaan van zeevissoorten die oorspronkelijk een meer zuidelijke verspreidingsgrens hadden.
Als verklaring voor de toename van het aantal waarnemingen van deze fraaie vissoorten in 2017 kan worden gedacht aan veranderingen in de leefomgeving en aan de langdurige afwezigheid van strenge winters. Dit laatste is vermoedelijk vooral het gevolg van klimaatverschuiving.
Waarnemingen van deze en andere soorten zijn bijzonder welkom en duikers kunnen die doorgeven via het MOO-portaal.
Leadfoto: Steenslijmvis in de Oosterschelde (Bron: Peter H van Bragt)
Tekst: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON
Foto’s: Sanne Ploegaert, RAVON, Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON
Bron: Nature Today