Eigenlijk ligt Denemarken vlakbij. Voor ons Groningers is de route naar Funen (Fyn voor de Denen) maar een paar cd’s lang en erg simpel: in het oosten de stad uit, bij Hamburg links en bij Kolding rechts, samen vijfhonderdvijftig kilometer of zes à zeven uur zitvlees. Voor een paar dagen duiken strijken we neer op de Hindsgavl Camping op het gelijknamige schiereiland.

Tekst: Bert Holsteijn Foto: Harry Holsteijn

De poort naar het schiereiland is ­Middelfart, een stadje van ruim twintigduizend inwoners. Daar geeft de oude haven een ­schitterend ­uitzicht op de beide bruggen tussen Funen en het Deense vasteland, Jutland (Sjælland): de oude brug met z’n negentiende-eeuwse ­aanblik enkele kilometers naast de nieuwe, die de ­snelweg naar Kopenhagen draagt. Samen overspannen ze de Kleine Belt (Lillebælt), de zeestraat waarin wij gaan duiken.

Deense stromen
Rond Hindsgavl is de Kleine Belt op zijn smalst en daardoor kan er een flinke stroming staan. Deze houdt overigens geen verband met het getij, naar het schijnt wel met het weer in de gehele Oostzee tot en met de Botnische Golf (tot meer dan duizend kilometer verderop).
De stroming kan op verschillende diepten in tegengestelde richtingen gaan en kan binnen de tijd waarin je je omkleedt dramatisch ­veranderen. «I don’t have a crystal ball», zegt Thorkild Pedersen van de Hindsgavl Camping ­daarover. Er is geen peil op te trekken…
Als duiker en zeker als onderwaterfotograaf moet je daar rekening mee houden. Een duik loopt soms anders dan verwacht of mislukt. Troost je dan met de gedachte dat het juist die sterke stroming is die voor het rijke onder­waterleven en het vaak uitstekende zicht zorgt, en zoek zo nodig even een andere bezigheid, bijvoorbeeld in het fijnmazige net van wandelpaadjes, soms één persoon breed, op ­Hindsgavl. Wandel door bossen die reiken tot aan het water of tot aan kleine strandjes of kliffen, ze zijn je bezoek zeker waard.

Anderen lezen ook:  Strijd om de Karko

´Achter de camping´
De stek van onze eerste duik is nooit een punt van discussie: meteen in de achtertuin van de camping ligt-ie, één van de mooiste in de regio.Op de rand van bos en zee staat het houten gebouw van een politiehondenvereniging. Daar kleden we ons om.
Het duikgebied is met vaste boeien aangegeven en onze eigen drijfboei, in principe verplicht, hoeft hier dus niet mee. We gaan meteen naar de drop-off op een meter of tien en volgen lange tijd de wand boven het eerste terras. Deze is tot zo’n vijf meter hoog, steil, somber bruinzwart maar prachtig gedecoreerd met het roze, geel en wit van grote bossen gorgelpijppoliep, ­sponzen, zakpijpen en uitbundige corsages hoornbladmosdier. En overal kruipen wulken.
Dit hoornbladmosdier en de langszwemmende kliplipvissen zijn de eerste van een reeks soorten die we hier zien maar waar je in Zeeland bijna of geheel vergeefs naar zoekt. Het karakteristieke harnasmannetje, de franjekop (broertje van de gehoornde slijmvis) en typische zeegrassoorten als zeestekelbaars en trompetter en rechtsnuitzeenaald staan voor velen in de top van die reeks. Het harnasmannetje leeft op zand en gruisbodems en kun je daar bijna niet missen. De franjekop leidt echter een verborgen bestaan en voor hem moet je nauwgezet alle holletjes afspeuren in wandjes zoals ‘achter de camping’. Wij vinden er één. Onze openingsduik is geslaagd!

Snoghøj
De volgende ochtend stellen we ons kompas in alsof we bij de Zeelandbrug staan, maar we snorkelen een stuk verder en onze afdaling gaat naar eenentwintig meter.
De oude brug bij Snoghøj (aan de Jutland-zijde van de Kleine Belt) is één van die zeldzame ­plekken ter wereld waar je een met auto’s ­beladen trein over je heen kunt laten gaan en breed lachend weer kunt opstaan.
Oorzaak voor het lachen zijn deze keer de bruine en paarse tinten van grote rotsblokken, enkele egelslakjes, spookkreeftjes op brood- en ­geweispons en mega­mossels met een lengte van twaalf centimeter.
Een andere prachtige duikstek ligt wonderwel bijna op het erf van een lelijke ammoniakfabriek, dichtbij de nieuwe brug (op Jutland). In heerlijk rustig water kijken mijn buddy en ik eerst op diepte naar zeevingers en een door boormossels uitgeholde kleilaag. Daarna geven we ons over aan het wandje dat ook hier staat. We zien gele spons, knalpaarse zeedahlia en liefst vijf franjekoppen, ééntje helemaal vrijliggend: die bruinrode marmervlammen op een bleek lijf van wel twintig centimeter, wauw!

Anderen lezen ook:  Drie topspots voor wrakduiken in Noorwegen

Gammel Ålbo
Natuurlijk bezoeken we ook Gammel Ålbo (op Jutland). Het ligt op veertig kilometer van ­Middelfart, die voorbij glijden in een prachtig heuvellandschap met goudgele graanvelden en het verwaarloosde ‘Elektricitetsværk’ van Zuid-Stenderup met het zee-eikreliëf op de gevel.
Gammel Ålbo is trouwens zo’n beetje de enige plek buiten Hindsgavl Camping waar perslucht te krijgen valt. De stek is een gelijkmatige helling met bovenaan zeegras en wieren en daarna stenen met kruisbeszakpijp, zeeanjelieren en sponzen. Onder het omkleden zien we de bruinvissen door het water gaan.

Dit artikel is gepubliceerd in Duiken 3/2007