Dit najaar (2018) werd de Nederlandse faunalijst aangevuld met maar liefst vier nieuwe schelpdragende weekdiersoorten. Het gaat daarbij om een slak en een mosselachtige tweekleppige uit zee, een tweekleppige uit zoet water en een landbewonende slak. Dat er in korte tijd meerdere nieuwe soorten bij komen, is uitzonderlijk. Eén ervan is de Japanse zeepbelslak.
Vier nieuwe, van oorsprong niet-inheemse soorten
Met name de laatste decennia zijn de Nederlandse flora- en faunalijsten regelmatig aangevuld met nieuwe soorten. Bij de dieren overheersen daarbij de ongewervelden. Hiervan maken ook weekdieren deel uit. Hun spreekwoordelijke traagheid eigen, breidt het aantal soorten van deze groep zich slechts met een slakkengangetje uit. Duikers ontdekken in zee soms een niet eerder geziene soort, in de zoete of brakke binnenwateren duikt nu en dan een nieuweling op, of er wordt een populatie gevonden van een landslak met een van oorsprong zuidelijker – vaak mediterraan – verspreidingsgebied. Dat er zoals dit jaar in korte tijd meerdere nieuwe soorten uit de drie belangrijkste hoofdbiotopen bij komen, is uitzonderlijk. Bij alle vier gaat het om ingevoerde soorten. Eén daarvan was wel al langer aanwezig, maar werd beschouwd als een variëteit van een inheems familielid. Het blijkt nu echter een zelfstandige, eveneens oorspronkelijk niet-inheemse soort te zijn.
De nieuwe soorten zijn: Japanse zeepbelslak (Haminoea japonica), Aziatische mossel (Arcuatula senhousia), Samengedrukte erwtenmossel (Euglesa compressa) en Gevlekte grasslak (Xerotricha conspurcata). Onderstaand een kennismaking met de eerstgenoemde: de Japanse zeepbelslak. Over de andere soorten volgt binnenkort eveneens meer op Nature Today.
De Japanse zeepbelslak (Haminoea japonica) in Nederland
In juni 2018 werden opeens duizenden exemplaren van een zeepbelslak (Haminoea) waargenomen in het Veerse Meer bij Wolphaartsdijk. Nederland heeft geen inheemse zeepbelslakken. Het kon dan ook niet anders dan om een geïntroduceerde soort gaan. Er zijn wel enkele Europese inheemse soorten, onder andere in Groot-Brittannië en Frankrijk, maar die bleken het niet te zijn. De ‘hazenoren’ van de gevonden soort zijn langer dan bij de Europese soorten en ook de tandjes op de rasptong (radula) in de mond van het dier zijn anders. Om de slakken op naam te brengen zijn onder meer de radulatanden nauwkeurig onder een microscoop bekeken. Het bleek te gaan om een niet-Europese soort, die eind vorige eeuw in Europa is terechtgekomen (Italië, Spanje en Frankrijk). Deze is beter bestand tegen lage wintertemperaturen en kan, in tegenstelling tot de inheemse Europese soorten, ook in Nederland overleven. De soort werd voor de wetenschap beschreven door Pilsbry in 1895 en draagt de wetenschappelijke naam Haminoea japonica. Het oorspronkelijke gebied van voorkomen ligt in oost-Azië, Japan en omstreken. Hiervan is de Nederlandse naam afgeleid.
Uiterlijk (schelp en dier)
Zeepbelslakken hebben een dun, bol opgeblazen slakkenhuis, waarvan de laatste winding de voorgaande insluit. De mondopening is groot, wordt naar boven smaller en beslaat de hele hoogte van het huisje. Als de slak rondkruipt, wordt de schelp opzij en aan de achterkant deels maar niet volledig door mantelflappen van het lichaam bedekt. Het lichaam is verhoudingsgewijs groot: het dier kan het niet volledig binnen de schelp terugtrekken. De schelp is bij levende dieren vrijwel kleurloos, leeg gevonden schelpen zijn vuilwit of soms wat hoornachtig bruin. De dieren zelf zijn overwegend bruinachtig, met donkere en lichte vlekjes. De twee ogen boven op de kop liggen in een ongepigmenteerd veld. Aan de achterzijde van de kop rusten twee lange, platte kopaanhangsels als ‘hazenoren’ op de schelp.
Leefgebied
Zeepbelslakken leven in zachte bodems. Dat deze Japanse soort nu plotseling in hoge aantallen is ontdekt heeft naar we aannemen te maken met de voortplanting. Ze trekken daarvoor waarschijnlijk naar ondieper water en leggen daar massaal eipakketjes op wieren en andere steviger ondergronden. Mogelijk leeft de Japanse zeepbelslak al langer in Nederland. De schelpen zijn zo dun dat ze makkelijk kapot gaan. In 2014 werden door een lid van de Nederlandse Malacologische Vereniging al eens twee stukjes van een schelp van een zeepbelslak gevonden aan de buitenkant van de Brouwersdam, waarmee de Grevelingen afgedamd is. Het is meestal onmogelijk zeepbelslakken exact op naam te brengen op basis van schelpfragmentjes.
Wijze van introductie
We weten niet hoe deze soort in Nederland is terechtgekomen. Het voorkomen in het Veerse Meer wijst eerder in de richting van importen met schelpdierkweek dan in de richting van internationale scheepvaart.
Impact
Vrijwel ieder jaar worden wel exotische zeeorganismen voor het eerst in Nederland aangetroffen. De gevolgen van de meeste van deze introducties lijken mee te vallen, maar enkele soorten hebben meer impact, denk bijvoorbeeld aan de Amerikaanse zwaardschede en de Japanse oester. Zonder maatregelen zal het aantal nieuwe mariene exoten gelijke tred houden met schelpdierimporten en scheepvaartverkeer. Welke impact deze soort heeft, valt nu nog niet te voorspellen.
Tekst: Marco Faasse & Rykel de Bruyne (beiden Stichting ANEMOON en de Nederlandse Malacologische Vereniging)
Foto’s: Marco Faasse (leadfoto: Japanse zeepbelslak (Haminoea japonica), op 23 juni 2018 voor het eerst in Nederland levend aangetroffen in het Veerse Meer bij Wolphaartsdijk. De bruine schelp zit deels verborgen tussen de mantelflappen)
Bron: Nature Today