Tegenwoordig is het in het verkeer bijna onmogelijk om de weg kwijt te raken. Auto’s hebben navigatieapparatuur en elke smartphone is voorzien van handige appjes om je foutloos van A naar B te leiden. Helaas hebben we onder water geen TomTom of Garmin, hoewel het laatste merk al wel een duikcomputer gemaakt heeft. Hoe kunnen we op een moderne manier slim navigeren? En is navigeren voor technische duikers hetzelfde of gaat dat anders?
Tekst: Sander Evering Foto: René Lipmann
Het is niet geheel onlogisch dat veel niet-duikers vragen of we onder water ook GPS-apparatuur gebruiken om onze weg te vinden. Huizen worden langzaam omgebouwd met allerlei ‘slimme’ apparatuur; van de gasmeter en de deurbel tot en met de koelkast om te controleren of er melk besteld moet worden. Alles is te monitoren en vast te leggen, dus waarom zouden we dat onder water niet doen? Dan is navigeren toch veel eenvoudiger en de kans op het maken van menselijke fouten een stuk kleiner?
Duur en onbetrouwbaar
Voordat we hier verder over discussiëren, is de situatie vrij eenvoudig; zowel GPS als het internet heeft nagenoeg geen bereik onder water en al deze systemen zijn draadloos onbruikbaar. Sonarsystemen werken wel, maar die zijn naast de hoge prijs vrij lastig in gebruik en relatief onbetrouwbaar.
Dan zijn er nog systemen om je GPS-positie mee onder water te nemen en het daar met een ander systeem over te nemen. Dit is te vergelijken met als je een tunnel in rijdt met je auto en je GPS geen bereik meer heeft. Bij sommige systemen rijdt je auto alsnog door en ‘weet’ het navigatiesysteem wanneer je ongeveer de tunnel weer uit rijdt.
Hier wordt meestal gebruikgemaakt van een gyroscoop, die via GPS telkens weer geijkt wordt in combinatie met doppler om de verplaatsing over de bodem te meten. Er zijn dergelijke systemen ontwikkeld voor duikers, zoals de Artemis Pro, maar die zijn grofweg een tienvoud duurder dan je complete duikuitrusting en worden vrijwel alleen door de overheid gebruikt.
Hebben we dit nodig? En willen we wel van elektronische navigatie afhankelijk zijn?
Navigeren… Dodelijke fouten
Het eerste antwoord is simpel; duikers hebben navigatieapparatuur nodig. Er zijn erg veel duikers omgekomen door navigatiefouten die heel simpel voorkomen hadden kunnen worden.
De tweede vraag is een stuk lastiger, willen we blind vertrouwen op elektronica onder water? Elektronica en onder water is in principe geen goede combinatie. Je moet er dan ook van uitgaan dat het op een moment zal falen en je dan moet terug kunnen vallen op mechanische apparatuur en goed getrainde navigatievaardigheden.
Dat betekent dat je naast je ‘moderne’ navigatiebedrevenheid en materialen, ook nog steeds goed getraind moet zijn op de ouderwetse manier. Dit brengt een hoge vorm van taakbelasting met zich mee en dat is vaak ongewenst.
Op dit moment zijn technische duikers aan het testen met nieuwe technieken, maar deze zijn experimenteel en het is nog maar de vraag of deze over tien jaar geïntegreerd zullen worden in de huidige vorm van duiken. Maar van de andere kant; de duikcomputer heeft zijn weg uiteindelijk ook gevonden, zelfs helemaal naar de pols van de duiker-in-opleiding.
Techniek en ervaring
Maar hoe navigeren we eigenlijk? Ook dit is best een lastige vraag. De meeste technische duikers navigeren precies op dezelfde manier als sportduikers; met een kompas en natuurlijke navigatie. Hoewel dit simpel klinkt, zit er meestal veel techniek en een hoop ervaring achter.
Het gebruik van het kompas is relatief eenvoudig, je leert dit al tijdens vrijwel elke beginnerscursus. Het toepassen is een ander verhaal. Dat is te vergelijken met kaartlezen – niet iedereen is er even handig in. Maar zoals met alles: door te doen leer je veel. Helaas is achter iemand aan zwemmen die het al goed kan makkelijker, daardoor leer je het natuurlijk nooit.
Bij de meeste sportduiken is het al voldoende om met behulp van je kompas de in- en uitstap te markeren en te herkennen. Zo kun je, wanneer je de natuurlijke navigatie kwijt bent, op je kompas kijken en in ieder geval naar de juiste kant van de duikstek terugzwemmen en hopen dat je snel weer iets herkent.
Herkenningspunten zijn een vorm van natuurlijke navigatie, iets wat je boven water ook gebruikt om in de stad niet te verdwalen. Je onthoudt enkele straatnamen, winkels en pleintjes waar iets bijzonders te zien is. Maar onder water gebruiken we nog meer; denk aan de diepte die hoort bij een bepaald object, de structuur van de bodem, sediment, plantengroei, rotsformaties en de stand van de zon.
Ook kun je tijd en gasverbruik toepassen om niet te verdwalen. Als je 30 minuten de ene kant op zwemt dan is het logisch dat je na 30 minuten ongeveer weer terug bij de instap bent. En als je voor de heenweg 60 bar nodig hebt, dan zal de terugweg dat ook wel ongeveer zijn.
Navigeren op een wrak
Bij diepe duiken is dit allemaal niet anders, behalve dat niet alles nog werkt, zoals zonlicht. Op diepe wrakken kun je bovendien je kompas buiten beschouwing laten, deze is niet erg betrouwbaar in de buurt van zoveel metaal.
Maar navigeren op wrakken met goed zicht is relatief eenvoudig omdat er zoveel herkenningspunten zijn. Bij slecht zicht is het een heel ander verhaal; dan moet je het wrak al erg goed kennen. Lukt dat niet, dan kun je gebruikmaken van navigatielijnen, vergelijkbaar met wat grotduikers doen.
Het is erg belangrijk om hierin ervaring op te doen voordat je het daadwerkelijk toepast. Lijnen kunnen onder water net zo handig als vervelend zijn.
Navigeren in wrakken is een totaal andere situatie. Niemand kan je hierop voldoende voorbereiden aangezien elk wrak anders is. En elk wrak verandert van dag tot dag; het roest, vergaat en raakt daardoor instabiel. Delen storten in of staan op instorten.
Wrakken staan niet altijd rechtop en kunnen daardoor heel erg desoriënterend werken. Ook kan het zicht in een wrak snel veranderen van erg goed naar bijna nul door roest en sediment. En dan hebben we het nog niet gehad over scherpe punten en de grote kans om ergens aan vast te blijven haken.
Binnengaan van een wrak
Het binnengaan van een wrak vereist veel kennis over navigatietechnieken, kennis van het specifieke wrak, juiste gasplanning, voldoende ervaring op die diepte en enige terughoudendheid en voorzichtigheid.
Niet elk wrak is zo relatief eenvoudig te benaderen als de Thistlegorm, hoewel er een dag komt dat ook dit wrak te veel verzwakt en beschadigd raakt en het niet meer verstandig is om erin te duiken.
Walk the line
Grotduikers trainen zich er niet voor niets suf op; navigeren met behulp van lijnen is het belangrijkste wat er is. Omgaan met gasberekeningen en diverse ‘failures’ zijn relatief eenvoudig, maar omgaan met een navigatiefout kan nare gevolgen hebben. Dit leidt al snel tot het niet op tijd vinden van de uitgang, wat betekent dat de duikers zonder gas komen te zitten met de dood tot gevolg.
Deze lijnen worden later meestal opnieuw gelegd zodat het overzichtelijker wordt en om de lijnen te vervangen door sterkere exemplaren. Deze lijnen worden daarna gebruikt door andere duikers om te navigeren.
Soms heb je een splitsing in de lijn, dan hoor je deze te markeren met een ‘marker’ of ‘cookie’, een soort broodkruimel om de weg terug te herkennen.
Spooltjes
Ook heeft een grotduiker altijd één of meerdere spooltjes bij zich. Die zijn bedoeld om van de ene lijn een verbinding te maken naar een andere lijn zodat er altijd een ononderbroken lijn is tussen de duikers en de uitgang. Zo is het zelfs mogelijk om zonder licht of zicht de hele weg terug op de tast te vinden.
Ten slotte heeft een grotduiker ook altijd een laatste spooltje, de safety spool. Deze is alleen om te gebruiken in noodsituaties; je kunt de hoofdlijn in de grot niet meer zien en je begint te verdwalen. Om erger te voorkomen, pas je een zoekpatroon met de safety spool toe om deze weer terug te vinden. Toch gebruiken grotduikers naast de lijn ook normale technieken om te navigeren. Zo onthoud je de weg aan de hand van herkenningspunten en kun je aan de hand van de rotsstructuur en slijtage vaak zien of je verder de grot ingaat of juist naar buiten zwemt.
Veel lijnen zijn verschillend van type, dikte en kleur. Ze zijn dan ook vaak al gemarkeerd, zo’n combinatie is goed te onthouden. Als er stroming is, is deze vrijwel constant en verandert niet van richting.
En als laatste, ook een grotduiker weet welke kompaskoers ongeveer richting de uitgang wijst. Net als in open water gaat het om allemaal kleine details, al blijft het allerbelangrijkste dat je in eerste instantie nooit, maar dan ook nooit, de hoofdlijn verliest.
Dus houd altijd vast aan je geleerde procedures uit je grotduiktraining, ofwel volgens Johnny: I walk the line.