“Magische machines” werden de eerste RB2000 rebreathers genoemd. GUE Instructeur JP Bresser is er vanaf het begin bij, maar ontdekt al snel dat dit type apparaat minder geschikt is voor wrakduiken. Zijn ‘tijdreis’ met rebreathers deelt hij deze maand met ons in Techschool.
Tekst & foto’s: JP Bresser
Om eerlijk te zijn is mijn geschiedenis met rebreathers, voor ik in 2001 een duiker en later instructeur bij GUE (Global Underwater Explorers) werd, bedroevend kort. Duiken met en lesgeven op verschillende Dräger-systemen en een korte, liefdeloze relatie met een Inspiration en dat was het wel zo ongeveer. Rebreathers komen pas weer op mijn pad in 2006 als ik lid word van de EKPP (European Karst Plain Project), een internationaal team van GUE-duikers uit heel Europa dat extreme exploratie grotduiken uitvoert in Frankrijk en Spanje. Daarbij wordt gebruikgemaakt van passieve semi-gesloten rebreathers (PSCR’s) genaamd RB2000. Deze zijn ontwikkeld en gebouwd door onze EKPP-teamleider, Reinhard Buchaly. In die tijd is het verkrijgen van een van deze magische machines gebaseerd op één of het liefst meerdere van de volgende factoren; je ervaring al grotduiker, je ervaring in het team en vooral de bereidheid van Reinhard. Niet alleen om er een voor je te bouwen, maar vooral ook om je te trainen in het gebruik van de RB2000.
Training van Reinhard
Als mijn tijd komt, word ik uitgenodigd door Reinhard in zijn huis in Duitsland. Bij aankomst neemt hij me mee zijn garage in. Ik schrik van een vloer bezaaid met onderdelen. «Dit is jouw unit, zet hem in elkaar en laat maar weten wanneer je klaar bent,» spreekt Reinhard en laat me alleen achter in de garage. Eerlijkheid gebiedt me wel te melden dat ik van tevoren een schema en lijst van alle onderdelen van hem had toegestuurd gekregen. De privétraining met Reinhard is persoonlijk, uitdagend en supergedetailleerd; bijvoorbeeld de uitleg over fysiologie die ik krijg, al zittend in zijn opblaaszwembad in zijn tuin, maar ook de waanzinnige scenario’s om de werking te begrijpen en problemen te herkennen. Zoals duiken in een zwembad zonder sorb in de scrubber (chemicaliën die het koolstofdioxide uit het systeem filteren) om een CO2-hit te ervaren. Terugkijkend denk ik dat mijn training en tijd met Reinhard waarschijnlijk mijn meest uitdagende training ooit is geweest.
PSCR versus wrakduiken
Naast grotduiken hou ik ook van duiken in open water – diepe wrakken om precies te zijn. Daar wil ik mijn RB2000 ook voor gaan gebruiken. Ik kom er al snel achter dat een D20 stalen frame niet ideaal is voor duiken in open zee en migreer de set naar een D12 frame. Ook kom ik erachter dat het afdaal- en opstijggedeelte van diepe openwaterduiken mijn RB2000 nagenoeg verandert in een open-circuit systeem. Dit vanwege het continu activeren van het gasinlaatsysteem op weg naar beneden, om het krimpende gasvolume in de counterlung bij te houden, gecombineerd met het continu flushen op weg naar boven om hypoxia (zuurstoftekort) te voorkomen. Omdat de RB2000 een PSCR is, heb je te maken met een zogenaamde PO2-drop tijdens de duiken (het percentage zuurstof loopt langzaam terug). Omdat de RB2000 geen elektronica heeft (en dus ook geen PO2-meting), heb je geen idee wat het percentage zuurstof is dat je ademt. Reinhard heeft me een stukje software gegeven dat hij zelf heeft geschreven om deze maximale PO2-drop te voorspellen. Dit is soort van acceptabel voor stabiele grotduiken, maar wordt steeds meer een issue bij diepe emmerprofielen, vooral tijdens opstijgingen.
Problemen op 60 meter
In 2016 staat een GUE-project naar het wrak van de USS Atlanta op de planning. Ik krijg de vraag om als een van de zes teamleden mee te gaan om dit waanzinnige scheepswrak uit de Tweede Wereldoorlog, dat gezonken is bij de Solomon Islands op een diepte van 130 meter, te documenteren. Rond die tijd is mijn vriend en GUE-collega Kirill Egorov van plan een trip naar Palau te maken om het wrak van de USS Perry de documenteren. De USS Perry ligt op een diepte van 75 meter en heeft een niet al te beste reputatie vanwege moeilijke duikomstandigheden (verraderlijke stromingen). Het lijkt ons de perfecte locatie om ons voor te bereiden op de expeditie naar de USS Atlanta, aangezien Palau letterlijk om de hoek ligt. Kirill duikt in Palau met zijn Halcyon RB80, terwijl ik nog steeds op mijn originele RB2000 duik. Halcyon gebruikte het originele ontwerp van de RB2000 van Reinhard en produceerde met enkele aanpassingen de Halcyon RB80.
Gebroken mondstuk
In Reinhard Buchaly’s filosofie werd elk onderdeel dat niet als noodzakelijk werd gezien of kapot kon gaan, simpelweg van de RB2000 verwijderd. Dit betekent voor mij dat mijn EKPP geconfigureerde machine wel een BOV (bailout valve) heeft, maar bijvoorbeeld geen backup-automaat zoals bij een standaard GUE-materiaalconfiguratie gebruikelijk is. Dit oude type BOV is massief en vooral megazwaar en een PITA bij langere scooterduiken. Tijdens een van onze diepere duiken met scooters in Palau breekt onverwachts het mondstuk van de BOV af en blijf ik achter met alleen het mondstuk in mijn mond. Als getrainde GUE-duiker is mijn eerste instinctieve reactie om naar de backup-automaat te grijpen die normaal met een stuk elastiek om je nek hangt, maar helaas is deze niet aanwezig. Gehaast probeer ik mijn automaat met lange slang los te clippen (die met een boltsnap aan de rechter D-ring is geclipt) en stop die in mijn mond. Geen gas… Eén van de EKPP standaards zijn de Apeks flowstoppers op al je automaten. Dus als ik de flowstopper open, kan ik eindelijk ademhalen. Dit speelt zich af in mid-water tussen de 60-70 meter diepte, dus niet echt een feestje.
Enorm gasvoordeel
Teruggekomen op de boot, besluit ik dat het tijd is voor wat wijzigingen aan de RB2000; alle flowstoppers verdwijnen in de vuilnisbak en een backup-automaat wordt snel toegevoegd. Al dat duiken in zeewater is ook niet echt bevorderlijk voor de originele onderdelen die Reinhard heeft gebruikt. De machine is per slot van rekening bedoeld voor grotduiken in zoet water en ik krijg erg veel last van corrosie. Halcyon Dive Systems is zo vriendelijk om voor mij een uitzondering te maken en alle aangetaste materialen te vervangen door de nieuw ontworpen Delrin-onderdelen. Sommige intimi beginnen mijn unit de JP80 te noemen, aangezien het een zeldzame, door Halcyon gemodificeerde originele RB2000 machine is geworden. Tijdens het USS Atlanta project geven onze RB80 rebreathers ons een enorm gasvoordeel vergeleken met open circuit apparatuur en maken bodemtijden van 35-40 minuten op een diepte van 130 meter mogelijk. Door de lange bodemtijden en vanwege het semi-gesloten ontwerp van de RB80’s, zijn er dagelijks enorme hoeveelheden gas noodzakelijk om zes dagen lang drie man op het wrak te laten duiken. Nachtwerk is noodzakelijk om de rebreather-frames en alle stages gevuld te krijgen.
MacGuyver op 80 meter
Vlak voor het project kregen alle teamleden van Halcyon een experimentele PO2-meter om te testen tijdens de diepe duiken op het wrak. Dit is een wat knullig ontworpen plexiglazen buis met wat minimale elektronica en een minuscule lcd-display. Het apparaat genaamd Gorilla is met een rubberen kabel verbonden met een zuurstofsensor in de kop van de RB80. De Gorilla is een nachtmerrie om af te lezen, te bedienen en ergens aan te bevestigen, maar zorgt eindelijk wel voor de mogelijkheid te weten wat je nu echt ademt qua hoeveelheid zuurstof in de loop. Tijdens een van mijn laatste duiken op de USS Atlanta maak ik samen met Richard Lundgren en Kirill Egorov de opstijging. Op ongeveer 80 meter diepte zie ik een grote bubbel ontstaan op de rubberen slang van de Gorilla. Dit wordt snel gevolgd door een verdovende knal, alsof er een pistool vlak bij mijn oor wordt afgeschoten.
Bellenstroom
De rubberen slang is ontploft en kostbaar gas lekt uit mijn RB80. Ik maak me al een voorstelling van het gedoe om mijn gehele deco in mid-water in de stroming op bail-out open circuit te moeten doen, wanneer ik me herinner dat ik om de E/O (watercontact)kabel van mijn lamp een stuk duct tape had gevouwen. Ik trek de tape los en vouw het snel om de gebarsten rubberen slang. De bellenstroom stopt, waarna ik in staat ben de gehele duik op mijn rebreather af te maken. Ik zal nooit de eerste woorden van Richard vergeten wanneer we eindelijk aan de oppervlakte komen; «You MacGyvered it, matey!» Wat ik ook nooit zal vergeten is het commentaar van Halcyon als ik na het project verhaal ga halen over de falende Gorilla; het was onze eigen schuld, de Gorilla was maar gegarandeerd tot maximaal 100 meter diepte…
Overstap naar JJ-CCR
Het is me ondertussen wel duidelijk dat mijn JP80 niet hybride genoeg is om het gat te dichten tussen grotduiken en diepe openwaterduiken. Dus wanneer de GUE’s Closed-Circuit Rebreather (CCR) opleiding beschikbaar komt in 2013, boek ik meteen een klas met Jarrod Jablonski (oprichter GUE & teammaat USS Atlanta Project) in Florida. Bij aankomst in High Springs staat mijn nieuwe machine, een glimmende JJ-CCR in GUE-configuratie, al op me te wachten. Klaar om mee het water in te springen. Eerlijk is eerlijk, het heeft wel wat duikjes nodig om de overstap te maken van een PSCR naar de JJ-CCR. Duidelijk een ander type rebreather met ander inzetgebied en discutabel misschien wel meer gericht op diepe, openwaterduiken dan op grotduiken. Het gebruik van en de afhankelijkheid van elektronica maakt me in het begin wat onzeker. Ik maak samen met Jarrod Jablonski de eerste grotduiken op de unit, en vooral tijdens de eerste diepe openwaterduiken op zee spelen al de what-if scenario’s door mijn hoofd. Totdat ik geleidelijk meer intuïtief met de JJ-CCR ga duiken, zoals ik dat ook met mijn JP80 gewend ben. Na wat diepe wrak- en grotduiken met gemengde teams (RB80 & JJ-CCR), waar ik mijn teamleden weer zie hannesen met hun RB80’s, concludeer ik dat afgezien van speciale toepassingen, de GUE JJ-CCR de ultieme hybride rebreather voor mij is.
To boldly go
Sinds 2013 heb ik vele, diepe openwaterduiken kunnen maken op mijn JJ-CCR. Filmen tijdens de Project Baseline Bermuda expeditie op dieptes van 100 meter+, het documenteren van de vele wrakken rondom Krnica, Kroatië en de diepe wrakken rondom het eiland VIS. Maar ook duiken op de bekende B17 Flying Fortress en het wrak van de Ugo Bassi op een diepte van 95 meter bij het eiland Sardinië, om er maar een paar te noemen. Ik verkoop de JP80 uiteindelijk met pijn in mijn hart, maar heb nooit spijt gehad van mijn overstap. Ik duik nu met mijn tweede JJ-CCR unit en ben ondertussen ook GUE CCR Instructeur geworden. Terugkijkend is een groot deel van het comfort wat ik tegenwoordig heb als ik met mijn rebreather duik, het gevolg van de diversiteit van alle duiken in het verleden. Maar misschien nog meer vanwege de natuurlijke transitie van open-circuit via PSCR en uiteindelijk naar CCR, evenals de toepassing zowel in grotten als open water. De mogelijkheid om met een robuuste, comfortabele en betrouwbare rebreather te duiken, waarbij alles op de juiste plek zit en ik intuïtief kan handelen op basis van tientallen jaren ervaring met open-circuit, voelt bijna als een droom die werkelijkheid wordt. Om met de woorden van Kapitein Jean-Luc Piccard af te sluiten; «To boldly go where no man has gone before.»
Waarom zou je gaan technisch duiken?
Technisch duiken is een fascinerende tak van de duiksport die verder gaat dan recreatief duiken. Mensen kiezen ervoor om technisch te duiken om verschillende redenen:
- Diepere duiken: Technisch duiken stelt je in staat om dieper te gaan dan de limieten van recreatief duiken (meestal dieper dan 40 meter). Dit opent de deur naar unieke omgevingen, zoals diepere wrakken of grotten.
- Uitdagende duiken: Technisch duiken vereist meer voorbereiding, planning en vaardigheden. Voor velen is het de uitdaging en voldoening van complexere duiken die hen aantrekt.
- Langere bodemtijden: Met behulp van speciale ademgasmengsels (zoals trimix of nitrox) en decompressietechnieken kun je langer onder water blijven.
- Toegang tot ongerepte duiklocaties: Sommige prachtige locaties, zoals diepe wrakken, onderwatergrotten of afgelegen rifstructuren, zijn alleen toegankelijk voor technisch duikers.
Is technisch duiken moeilijk?
Technisch duiken is uitdagender dan recreatief duiken, maar met de juiste training en ervaring is het goed te doen. De moeilijkheidsgraad hangt af van de volgende factoren:
- Training: Je hebt geavanceerde opleidingen nodig, zoals decompressieduiken, gasbeheer en het gebruik van specifieke uitrusting zoals dubbelsets en rebreathers.
- Planning: Technisch duiken vereist uitgebreide voorbereiding, inclusief het plannen van gasmengsels, decompressieschema’s en noodscenario’s.
- Uitrusting: De uitrusting is complexer en vereist meer onderhoud en kennis om effectief te gebruiken.
- Omgeving: Technisch duiken vindt vaak plaats in veeleisende omgevingen, zoals diepe wateren, grotten of sterke stromingen, wat extra vaardigheden vereist.
Hoewel technisch duiken inspanning en toewijding vraagt, maakt de voldoening van het bereiken van unieke duiken het voor veel mensen de moeite waard.
Waar kan ik technisch leren duiken in Nederland?
Nederland biedt verschillende duikscholen en centra die gespecialiseerd zijn in technisch duiken. Hier zijn enkele bekende opties:
- DUIKCENTRA MET TECHNISCHE CURSUSSEN:
- DivePost (Vinkeveen): Biedt cursussen van basisrecreatief tot technisch, inclusief trimix en rebreathertraining.
- Scuba-Academie (Vinkeveen): Gespecialiseerd in technisch duiken met opleidingen voor diepduiken en wrakduiken.
- Technical Diving College (Zeeland): Heeft cursussen in diepduiken, decompressietechnieken en het gebruik van gevorderde ademgasmengsels.
- VERENIGINGEN:
- NOB (Nederlandse Onderwatersport Bond): Veel NOB-duikverenigingen bieden technische cursussen aan.
- LOCATIES VOOR TRAINING:
- Vinkeveense Plassen: Populaire locatie met goede infrastructuur voor technisch duiken.
- Oosterschelde en Grevelingenmeer (Zeeland): Ideaal voor diepere duiken en ervaring met stroming.
Vraag altijd naar gecertificeerde instructeurs van organisaties zoals TDI, IANTD, GUE of PADI TecRec, zodat je verzekerd bent van een goede opleiding.