Nog nooit had iemand gedoken in de leisteenmijn Morépire in de Ardennen. Tech- en exploratieduiker Stefan Panis krijg de mogelijkheid om met een team de gangen te verkennen. De druk is hoog: ze krijgen maar een paar keer toegang, daarna zal het duikgedeelte voor altijd gesloten worden.
Tekst en foto’s: Stefan Panis
De Morépire of ‘La Moraipire’ zoals ze vroeger werd genoemd, is één van de leisteenmijnen van de oude ontginning in de vallei van Bertrix. In 1719 kocht de familie Perlot de mijn en het bleef in familiebezit tot 1977. Op het hoogtepunt werd op drie niveaus leisteen ontgonnen met meer dan 70 werknemers.
Hoe werd nu de leisteen gewonnen? Aan het eind van de dagshift boorden de mijnwerkers gaten in de ondergrondse kamers, waar zij dynamiet in plaatsten. Net voor het verlaten van de mijn, brachten ze deze tot ontploffing.
De volgende ochtend was de stof gaan liggen en konden ze starten met de blokken leisteen uitkappen. Ongeveer 60% van het uitgehakte materiaal was afval. Om dit niet allemaal naar boven te moeten halen, werd het vaak opgestapeld om verstevegingsmuren te bouwen en met de rest werden de uitgeputte kamers opgevuld.
Mijnkarretjes Morépire
De dragers droegen de bruikbare blokken op hun rug naar de mijnkarretjes. Vervolgens werden ze naar boven gehaald en in de ateliers verder verwerkt tot de uiteindelijke dakleien. In 1977 kon de mijn de concurrentie met de leistenen uit Spanje en Portugal niet meer aan.
De openluchtgroeves waren veel goedkoper te ontginnen dan de ondergrondse mijn in Bertrix en ze moesten gedwongen de mijn sluiten en de pompen stoppen. Langzaam begon het grondwater bezit te nemen van de mijn en vulde deze geheel op tot ongeveer 10 meter onder de oppervlakte. 21 jaar lang bleef het stil onder de grond, totdat Yves Crul het project Au coeur de l’Ardoise opstart, met de bedoeling de mijn uit te baten voor toeristische rondleidingen.
Het kost Yves vijf maanden pompen, dag en nacht, om de eerste gang droog te krijgen. Tot op de dag van vandaag kost het een klein fortuin aan elektriciteit om de levels watervrij te houden. Daarom start binnenkort het geothermisch project om de constante temperatuur van het water, dat 9 graden is, als energiebron in te zetten.
Eenmalig toegang tot Morépire
Door de coronamaatregelen moest Yves Crul gedwongen de deuren sluiten voor bezoekers. Het gaf Yves wel de tijd om met andere projecten aan de slag te gaan, waar anders gewoon geen tijd voor was.
Ik ben zelf al geruime tijd in contact met burgemeester Hardy van Bertrix, die hard bezig is met onderzoek naar de Ardoisières (leisteenmijnen) in zijn gemeente. Zo worden afspraken gemaakt om verschillende mijnen in de vallei te documenteren. Op één van deze meetings brengt de burgemeester mij in contact met Yves Crul.
Hij wil wel eens weten wat er nog te zien is op de onderste levels van de mijn. We krijgen eenmalig toegang van een aantal weekenden om te gaan duiken. Als de mijn weer opengaat voor het toerisme, worden alle duikactiviteiten voorgoed gestaakt. Het is duidelijk dat het allemaal een beetje ‘gevoelig’ ligt, en Yves wil dan ook geen grote groep duikers voor het onderzoek.
Het moet dus een relatief klein team worden, en dan is het natuurlijk heel moeilijk wie je moet ‘kiezen’ tussen al je buddy’s, want je wil ook niemand teleurstellen. Uiteindelijk gaan David Debruyne, Jimmy Wuytack, Tine De Cleen en Ben Möhlmann mee als duikers. Uiteraard hebben we zeker de ervaren Dirk Roelandt, mijn mentor, hard nodig.
Hij wordt de spilfiguur in de exploratie. Door de talloze expedities en exploraties die hij reeds heeft uitgevoerd, is hij onmisbaar om het team aan te sturen en taken te geven. Ook staat hij in voor de surface support en safety. Verder zal Dirk heel het bovenwatergedeelte van de mijn opmeten, om een 3D-topo te maken.
Hell Hole
Elke duik in een ‘nieuwe’ mijn is uiteraard bijzonder, maar als je wordt toegelaten om ‘officieel’ te duiken, én als bonus dat er nog nooit eerder is gedoken, is dat natuurlijk wel erg speciaal en spannend! De instap is in de hoofdschacht, waar in lang vervlogen tijden de mijnkarretjes over en weer reden naar de lager gelegen levels.
De eigenaar installeerde bij het openen van de mijn een karretjeslift om de bezoekers dezelfde sensatie te geven als de mijnwerkers van toen. Helaas kroop op een koude winternacht een marter in de elektriciteitskast, en veroorzaakte een kortsluiting waardoor die uitbrandde. Exit lift, want de verzekering weigerde uit te betalen…
Binnen een week installeerde Yves een trap om open te kunnen blijven. Logistiek is het voor ons dus redelijk makkelijk om via de trap ons materiaal naar beneden te brengen. Maar… Ik moet erbij zeggen dat de trap bestaat uit 268 treden… Als je die acht keer per duikdag mag doen, slaap je als een roosje ’s avonds!
De trap loopt door tot aan het water, dus heel relaxed, met genoeg plaats om camera’s, stages en al onze apparatuur te plaatsen. Dat mag zeker luxe genoemd worden in vergelijking met sommige andere mijnsites.
De eerste duik is superspannend. Het is een machtig gevoel om als eerste af te dalen in de schacht. Op vijf meter diepte komen we de eerste zijgangen tegen, zowel links als rechts. Rechts splitst dan nog eens in een noord- en zuidgang. De linkergang komt uit in een hele grote kamer, die door Louis, een oud-mijnwerker, werd beschreven als de ‘Italiaanse Schacht’, waar dus hoodzakelijk de Italiaanse immigranten werkten.
Bovenin de kamer staat een enorme houten winch. Fantastisch! Op de rails van de schacht is een mijnkarretje klaar voor gebruik. Wat geweldig om de geschiedenis te herbeleven. Vanuit deze kamer loopt een gang 37 meter de diepte in. Die gaat onder de hoofdschacht door en komt uit in de kamer op vijf meter diepte. ‘Hell Hole’ vinden we een zeer toepasselijke naam voor deze gang, door de hoeveelheid sediment en schiste (leisteendeeltjes) die naar beneden komen als je daar duikt.
Onverwacht gezelschap
In de linkergang vinden we ook interessante objecten zoals een oude telefoon. Helaas is de zijgang naar de eerste kamer, wat de grootste zou zijn geweest, versperd. Heel jammer, maar deze vrijmaken zou ons te veel tijd kosten, dus gaan we verder. Rustig zwem ik voorop, mijn lamp schijnt over de grond.
Ik schrik me kapot! Wat is dat? Een mens?! Mijn hart bonkt in mijn keel. Maar als ik nog eens goed kijk, constateer ik dat het een van de poppen van het museum blijkt te zijn… Later hoor ik dat deze bij het monteren in het water gevallen was en uiteindelijk hier terecht is gekomen.
Wat verderop is een mooie draaicirkel, waar de karren op werden gedraaid, en hebben we een vrije ingang naar een grote zaal. Zo machtig om door deze ruimte te zweven! Verderop nemen we een zijgang. Deze komt uit op een trap, uitgehouwen in de leisteen. De trap loopt helemaal door tot aan de oppervlakte: een ideale nooduitgang.
Bij de verkenning verder dan dit punt gebruiken we scooters om de afstand sneller te kunnen overbruggen. We stuiten op obstructies die we weghalen, want we weten zeker dat aan het eind van de gang nog een kamer ligt. Helaas wordt de weg uiteindelijk versperd door een ingestorte wand.
Vallend puin
De gang op 10 meter diepte rechts heeft ook nog een mooie verrassing in petto. De gang ligt de eerste 100 meter vol met puin, maar daarna ontdekken we een dubbele spoorrails. Op het eind stuiten we op een ingestorte muur, maar omdat ik op deze (ondiepe) duik sidemount gebruik, kunnen we door wat puin te verplaatsen ons toch erdoorheen wurmen.
We komen uit in een heel mooie gang met een muur van gestapeld steen. Wat verderop is een smalle ventilatieschacht en op het eind weer een zijgang die toegang geeft tot een grote kamer van meer dan 25 meter hoog. Wat een spektakel! Tegen het plafond van de kamer zit een luchtzak, maar helaas is er geen verbinding met de hogere niveaus.
Het level op 60 meter diepte is lastiger. Tijdens de eerste duik vinden we twee gangen, waarvan die van de ‘oude’ ontginning enorm instabiel is. Terwijl David de tie-off doet van de mainline, ‘hang’ ik in de oude gang en valt er zomaar een aanzienlijk blok uit het plafond. We besluiten wijselijk voor de ‘nieuwe’ gang te gaan.
Aan het begin van de schacht zien we nog de oude houten laddertjes waarop de werkers van weleer hun stenen omhoog brachten. Het doet je denken aan wat een arbeid die mannen moesten verrichten. De nieuwe gang is stabiel, maar ook hier wordt ons de weg versperd door een groot aantal elektrische kabels.
Tijdens de volgende duik nemen we materiaal mee om de kabels te verwijderen en kunnen we verder duiken. Daar vinden we ook weer een grote kamer, en een uitnodigende schacht die verder omlaag loopt. Helaas is onze onderzoekstijd in de mijn beperkt, en kunnen we dit laagste level niet volledig afwerken.
Meten is weten
Tijdens alle duiken plaatsen we gidslijnen. In totaal maar liefst drie kilometer! Dit maakt de daaropvolgende duiken veiliger en het werk makkelijker. Daarnaast heeft Dirk van ons data nodig voor zijn topo. Om de vijf meter markeren we de gidslijnen en noteren onder andere de kompasrichting, diepte plafond, diepte bodem en de breedte van de gang in onze wetnotes.
Ook maken we een schets van de gangdoorsnede. Daarna maak ik foto’s van de locatie. Van zowel de gang zelf, als eventuele bijzonderheden zoals een ventilatieschacht of achtergebleven materiaal. Jimmy volgt daarna met de camera om ook alles nog eens te filmen. De doorsneden van de grote zalen schetsen we ter plaatse, en meten we op met een grote rolmeter.
Een klusje dat wel wat tijd inneemt, maar deze manier werkt eigenlijk heel goed en nauwkeurig. We verzamelen zo een schat aan informatie. Tijdens onze laatste duiken hebben we een nieuwe tool ter beschikking, wat ons werk heel wat makkelijk en sneller maakt: de Mnemo. Dit is een tool die je eenvoudig op de gidslijn monteert.
Deze tool registreert de lengte die je hebt gezwommen, diepte, hoek en kompasrichting. Achteraf laad je al deze data in een mapping programm, en deze geeft mooie grafieken, tekeningen en in excel een overzicht van alle gegevens. Spectaculair is ook dat we metingen mogen doen en foto’s maken van het niet-toeristisch droge deel van de mijn. Dat blijkt gigantsich te zijn.
Zo kan de mijn feitelijk worden opgesplitst in rechts en links van de hoofdschacht, waar de rechterkant de oude ontginning is en links de nieuwste. We ontdekken kamers met veel achtergebleven werktuigen, takels, boren, jassen, luchtslangen en piqueurs. Maar ook persoonlijke spullen zoals een drinkbus, pakje sigaretten en een paar flesjes bier. Die doen je toch weer even nadenken over het ‘leven’ onder de grond.
Film in Zwart-wit uit 1953
Historische foto’s zijn altijd zeer waardevol voor een dergelijk project. Maar net zoals bij het zoeken naar foto’s van schepen, is het ook hier geen eenvoudige taak. Eerst en vooral begint online research, om mogelijke aanknopingspunten te zoeken en om archieven te vinden die mogelijke informatie hebben over de mijn of over de firma die eigenaar was van de mijn.
Dan begint het werk om talloze (Franse) mails te sturen, in de hoop dat je ergens een positief antwoord krijgt. Soms is het dan nodig om de collectie te gaan bekijken en een reproductie aan te vragen voor publicatie. Verder zijn er enkele boeken geschreven door een groep enthousiastelingen van de Ardoise in de buurt, en kan ik hun persoonlijke collectie inzien.
In de zoektocht vind ik wel iets héél bijzonders: een educatieve zwart-witfilm over het reilen en zeilen in deze mijn van 32 minuten uit 1953! Het is een pareltje, en ik kan onderhandelen over de gebruiksrechten. Zo kan Jimmy, die een korte documentaire aan het maken is met de onderwaterbeelden, ook deze filmbeelden gebruiken.
De mijn in 3D
Als je een project wetenschappelijk aanpakt, is het leuk om mooie foto’s en film te hebben, maar dat moet wel leiden tot een goed eindresultaat en het moet ook bruikbaar zijn. De 3D-topo van het droge gedeelte wordt ingezet als deel van het veiligheidsplan, om onder andere noodroutes aan te geven.
Maar ook om Points of Interest te markeren van de mijntour. Het komende jaar wordt de expositieruimte vernieuwd en zal je dankzij de onderwatertopo virtueel door de mijn kunnen duiken. Onze foto’s en films zijn hieraan gekoppeld. Het realiseren van de topo is een redelijk tijdrovende klus. Al onze metingen en schetsen moeten worden verwerkt. Op het moment van schrijven is al 200+ uur gestoken in het tekenwerk. Het resultaat is dan ook spectaculair
Mijnwerker Louis Soquay
Wat de meeste en diepste indruk heeft gemaakt op mij (en ik denk op het hele team) was de ontmoeting met Louis Soquay. Louis, die 81 jaar is (maar er misschien ‘maar’ 65 uitziet) heeft jaren in de mijn gewerkt. Zijn mijn, waarover hij nog een boek schreef Het parcours van een leisteenwerker.
De toffe en lange gesprekken met Louis waren altijd heel interessant, soms emotioneel – zeker voor Louis – die de mijn na al die jaren door onze ogen terug kon zien. Verder was het nooit te veel gevraagd voor hem om met ons af te dalen en ons dingen te laten zien, ons tips gaf… Als je met hem door de mijn liep, voelde je je heel nederig, en kreeg je enorm respect voor deze mannen die onvoorstelbaar zwaar werk hebben verricht.
Het waren fiere mannen, die eer hadden voor hun werk en er veel voor over hadden… Louis vertelde zo het verhaal over een man die een enorme blok had uitgekapt. Om aan te geven: de blokken wogen vaak meer dan 100 kg. Deze waren dus enorm zwaar. Toch was een man ermee op zijn rug de houten laddertjes opgegaan. Door de enorme druk en door kracht te zetten, sprongen de aders in zijn ogen en werd hij blind. De steen bleek tegen de 300 kg te wegen…
Jaloezie
Tijdens onze exploratie in de mijn hadden we het geluk nog enkele interessante mensen te mogen ontmoeten, die hebben geleid tot nieuwe projecten. Maar daar kan ik nog niks over vertellen. Soms moet dit discreet worden behandeld, en zijn er helaas jaloerse mensen. Zo werd in een poging om ons te boycotten, een post geplaatst op social media dat iedereen in de mijn kon duiken door de eigenaar even te bellen.
Zo hoopte degene die het plaatste, dat het project zou stoppen doordat Yves helemaal gek zou worden van de telefoontjes. Gelukkig zijn de eigenaar en de burgemeester geen idioten, en pakte het heel anders uit! De betreffende man en zijn team werden doorgegeven aan de boswachters dat zij niet meer mogen duiken op de sites, en enkele andere sites in de gemeente werden ondertussen van een hek voorzien om dit soort mensen tegen te houden.
Op het moment van schrijven mogen we niet meer duiken in de leisteenmijn Morépire. We hadden er stiekem toch op gehoopt, om nog een aantal ruimtes verder te kunnen verkennen in het najaar. Maar Yves is strikt over de gemaakte afspraken en uiteraard respecteren we dat.
Bezoek zelf de mijn Morépire!
Vanaf heden is de mijn open voor publiek, duiken is niet mogelijk. Daal af in de Ardense ondergrond en ontdek het wonderbaarlijke werk van de scailtons, de Ardense mijnwerkers. Verbaas je over de gigantische, met explosieven gecreëerde zalen van 8000 m3, de galerijen, rails en wagentjes die nog getuigen van het grotendeels vergeten, maar toch glorieuze industriële verleden.
Adres Morépire: Rue du Babinay 1 in Bertrix
Kosten ticket: € 9,50
Duur rondleiding: 1 uur en 15 minuten
Website: www.aucoeurdelardoise.be/nl