Begin 19e eeuw was Boka Slagbaai de enige haven van Bonaire. Zout, aloë vera, peulen en houtskool werden vanaf hier verscheept naar Curaçao. Nu, in de 20e eeuw, is het een stuk rustiger in de baai wat tegenwoordig onderdeel uitmaakt van het Washington Slagbaai National Park. Toch heeft het verleden flink haar sporen achtergelaten. We duiken op oude kanons en beklimmen de Brandaris.

Tekst: Judith Rietveld Foto’s: René Lipmann

Het zand stuift op van de kronkelige weg, stenen ketsen tegen onze auto aan. Zuilcactussen priemen verticaal omhoog uit de grond en ik zie magere geitjes wegspringen tussen het prikkelige struikgewas. We zijn op weg naar Boka Slagbaai, gelegen in het Washington Slagbaai National Park. Ik heb er nooit bij stilgestaan dat de natuur zo ruig kon zijn op Bonaire. Hier staan geen huizen, hier is geen asfalt. Zo ver het oog reikt groeien planten die het droge steppeklimaat van het Caribische eiland weten te trotseren. We passeren groene aloëvelden en kalksteenterrassen omzomen de ruige kusten. De Brandaris, de hoogste berg van het eiland met zijn 241 meter, volgt met een wakend oog onze gehele rit. Na zo’n dik half uur rijden zien we in de verte een baai met enkele okergele panden. Het water is azuurblauw en pal ernaast ligt een meer met een roze gloed. Het lijkt wel een plaatje uit een geschiedenisboek.

We zijn er!

Het is heerlijk rustig in Boka Slagbaai. Er is geen enkele andere duiker te bekennen, slechts wat dagjesmensen die hier even een korte stop houden. Tijdens onze heenreis hebben we sowieso weinig mensen gezien, terwijl in het hele park toch echt 12 duikstekken te vinden zijn waar je zo naartoe kunt. In de schaduw van het oude zoutmagazijn maken we ons gereed voor de eerste duik. We gaan op zoek naar oude kanons, die niet al te diep moeten liggen. Bijzonder was dat bijna niemand wist waar deze geschutstukken zouden moeten liggen.

Gelukkig kon een lokale duikgids van Buddy Dive ons wel exact vertellen waar we moeten kijken. «Bij de hoek van de rotswand moet je linksaf. Daar vind je ze op ongeveer 3 meter diepte.» Het klinkt allemaal heel makkelijk en we volgen de instructies op. Hoe moeilijk kan het zijn, een kanon vinden? En met dit zicht van wel 20 meter…

Anderen lezen ook:  Sand Dollar Bonaire is een authentiek resort met heel veel rust, ruimte en heeft Bari Reef als huisrif

We speuren de bodem af en ik wil René al enthousiast signaleren: ik heb ‘m! Maar wanneer ik goed kijk, constateer ik dat het gewoon een balk is. Helaas. Dan is het raak: mijn buddy heeft er eentje gevonden. Wat een enorm massief ding. Waarschijnlijk is deze van een WIC-schip geweest dat hier voorraad kwam halen. Je moet inderdaad wel even goed kijken want het kanon gaat goed op in zijn omgeving. Iets verderop ligt nog eenzelfde kanon. Weer zo’n grote jongen!

We gaan op zoek naar andere historische overblijfselen die hier moeten liggen. Vooral in het midden van de baai moet het een
en ander te vinden zijn. We ontdekken een grote molensteen en daar vlakbij liggen gigantische blokken van wel een meter hoog. Aha, dit zijn dus de ballaststenen! Ik ontdek her en der ook nog wat voorwerpen, en probeer te bedenken waarvoor ze gediend hebben. Geweldig om zo de bodem af te struinen op zoek naar stukjes geschiedenis. We zetten koers naar de de rifrand. Het is een prachtige wand met gigantische sponzen en zacht koraal. Breinkoraal formaat voetbal ligt her en der verspreid en allerlei kleuren vissen zigzaggen tussen de natuurlijke creaties door. Schitterend!

Helaas zien we ook een koraalduivel. Dit is een invasieve soort die rondom het eiland voorkomt. Gelukkig zijn er tegenwoordig veel ‘Lionfish Hunts’ waarbij je zelf op deze vis kan jagen. Hij is overigens ook heel lekker om te eten! Kies dan ook in een restaurant voor koraalduivel in plaats voor barracuda. Dit in verband met de voortplanting van het dier en omdat er steeds minder voorkomen. De koraalduivel is juist wél goed om te eten omdat ze dus het rif vernietigen.

Anderen lezen ook:  Van Karpata naar Tolo, driftduiken langs 5 duikspots op Bonaire

Slachthuis

Eenmaal boven water, genieten we van de rust. Aan de overkant van de zandweg zijn tientallen flamingo’s aan het pootje baden.
Ze staan met hun voeten in een zoutmeer dat in de volksmond saliña wordt genoemd. Hier in het National Park zijn de grootste saliñas te vinden. Naast het feit dat op deze plek vroeger flink zout gewonnen werd, hebben de zoutmeren ook een grote ecologische waarde. Ze vangen namelijk het regenwater en de modder op. Op deze manier wordt voorkomen dat er een blubberstroom richting zee gaat. Indien er modder op het koraalrif terechtkomt, krijgt het geen zonlicht meer en sterft. De flamingo’s gaan rustig door met socializen en ik kijk nog eens de baai rond. Wat een rust. Het is lastig voor te stellen dat het hier vroeger afgeladen was met mensen.

Boka Slagbaai was de eerste haven van Bonaire, compleet met vier monumentale gebouwen: het douanekantoor, het zoutmagazijn, het opzichtershuis en het slachthuis. Ze zien er nog prachtig uit, maar dit is te danken aan de restauratie in 2003. In deze baai werden geiten geslacht en gezout, om vervolgens naar Curaçao verscheept te worden. Naast het geitenvlees gingen ook dierenhuiden in grote aantallen richting het buureiland. Voor al dit werk werden slaven gebruikt. Deze kregen één keer per week eten waar ze zeven dagen mee moesten doen. Ze hadden geen onderkomen zoals de opzichter: ze sliepen gewoon buiten op de stenen.

Naast de slachterij en zoutwinning waren in Washington Slagbaai ook de grootste plantages van de Nederlandse koloniale tijd te vinden. De dividivipeulen waren van uitzonderlijke kwaliteit en werden in Nederland en Europa gebruikt in leerlooierijen. De aloë vera kende ook vele toepassingen en daarom was de vraag ernaar groot. Er zijn meerdere theorieën over de naam Slagbaai. De één beweert dat het een verbastering is van slachtbaai. De ander zegt dat het komt van ‘saluba’, Papiamento voor zoutbaai. Vandaag de dag wordt hier niet meer gewerkt en ook niets meer geslacht. Na een laatste drankje, en na het inladen van de duikmaterialen, moeten we helaas het park verlaten. Maar morgen komen we terug!

Anderen lezen ook:  Zoutpier Bonaire, de duik die niet op je bucketlist mag ontbreken

Op naar de top!

Om 06.00 staat George Kultura, de Chief Ranger van het park, ons al op te wachten bij het park. Hij is een enorm charismatische natuurbeschermer, met Indiaans en Spaans bloed. De tanige man met zijn grijze baard, die inmiddels symbool staat voor Bonaire, zal ons begeleiden naar de top van de Brandaris. De berg is 241 meter hoog en het is een stevige wandeltocht. Af en toe moeten we ook stukken klauteren en Kultura gaat ons lachend voor. Voor zijn leeftijd zet hij nog aardig de sokken erin!

We lopen over slingerende weggetjes en we kunnen steeds verder kijken. Het begint wel harder te waaien nu we de top naderen. Eenmaal boven worden we beloond: het uitzicht is schitterend. In de verte zie ik Boka Slagbaai. Het ligt er vredig bij. Cactuswouden bedekken het hele landschap en zoutmeren breken de overweldigende kleur groen in blauw. Washington Slagbaai heeft me meer dan verrast, wat een ongerept stuk natuur en cultuur. Dit is inderdaad Bonaire op zijn puurst.

Over: WASHINGTON SLAGBAAI NATIONAL PARK

Het nationale park ligt in het noorden van Bonaire en beslaat 6000 hectare. Het gebied is bergachtig met cactuswouden, aloë vera velden, zoutmeren, kalksteengrotten en blow holes. In het regenseizoen van september tot december is het hele park groen. Leguanen, kleurrijke vogels en hagedissen zijn vaste bewoners die je vaak zult tegenkomen. Daarnaast lopen er vele geiten, ezels en koeien rond. Enkele stranden zijn belangrijke broedplaatsen voor vijf verschillende soorten zeeschildpadden. Dankzij een paar invloedrijke bewoners op Bonaire is het hele noordelijke deel van het eiland nationaal park geworden en is het bespaard gebleven voor projectontwikkeling. Het beheer is in handen van STINAPA.